Er was eens een vrouw die een lieve dochter had. Vlak voordat haar moeder stierf beloofde het meisje haar om altijd goed te leven. Niet lang daarna trouwde haar vader een onaardige vrouw met twee gemene dochters. Echte pestkoppen! Omdat vader altijd op reis was merkte hij niet hoe het meisje door haar stiefzusters werd gekweld. Ze moest bij de haard slapen en ze noemden haar Assepoester. Dan zongen ze: ‘Assepoes, wat ben je raar, met dat spinrag in je haar. Poets m’n schoenen, ga maar boenen, en maak dan het eten klaar!’ Ze deed alles zonder te klagen, zoals ze moeder had beloofd… Op een dag kondigde de koning een groot bal aan op het paleis. De prins zou een meisje kiezen om mee te trouwen. Zou Assepoester ook naar het bal mogen?
Er was eens een ijdele keizer. Het liefste stond hij uren voor zijn spiegel. Op een dag belden twee wevers aan bij de paleispoort. Ze beweerden dat ze kledingstof met toverkracht konden weven. ‘Het is de mooiste stof ter wereld én… alléén mensen die ijverig en slim zijn, kunnen de stof zien,’ vertelden ze. Daar wilde de keizer wel een kostuum van. De wevers, die bedriegers waren, zetten hun weefgetouw op. Ze deden alsof ze hard werkten maar ze weefden… met niets… Toen het kostuum klaar was bejubelden de hofdames het werk, dus liet de keizer zich aankleden. Maar hoe hij ook draaide voor de spiegel, hij zag alleen zijn blote huid. Was hij nu lui en dom? Buiten verzamelde honderden onderdanen om de nieuwe kleren te bekijken. Wat zal iedereen ervan vinden?
Er was eens een lieve moedergeit die zeven kinderen had. Op zekere dag ging moeder boodschappen doen en zei: ‘Jullie moeten binnenblijven tot ik terug ben en voor niemand de deur opendoen.’ De kleine geitjes gingen gezellig samen ganzenborden. Maar de gemene, boze wolf hield de geitjes voor de gek. En met een lief zacht stemmetje zei hij: ‘Hallooo! Ik ben het, moeder’. Zijn bruine poot had hij wit gemaakt, zodat die op die van moeder leek. Daarom deden de kinderen de deur toch open… En stormde de boze wolf naar binnen en at alle geitjes met huid en haar op! Behalve het jongste geitje, want die verstopte zich in de staande klok. Met een dikke buik ging de wolf in het bos liggen. Lukt het moeder geit om de wolf te vinden?
Er was eens een arm houthakkersgezin met twee kinderen, Hans en Grietje. Er was niet genoeg eten en daarom stelde stiefmoeder voor om de kinderen achter te laten in het bos. Hans en Grietje hoorde dat en waren ontroostbaar. Maar Hans zei: ‘Niet bang zijn, zusje. Ik heb een plannetje!’ De volgende dag ging het gezin hout sprokkelen. Onderweg legde Hans broodkruimels neer. Hij maakte een spoor naar huis. Diep in het bos rustten ze uit en vielen Hans en Grietje in slaap. Toen ze wakker werden waren ze alleen. En de broodkruimels waren opgegeten door de vogels! Moedeloos dwaalden ze rond, totdat ze een snoephuisje zagen. Hans en Grietje begonnen meteen met snoepen, maar plotseling verscheen er een heks: ‘Knibbel knabbel knuisje, wie knabbelt daar aan mijn huisje...?
Er was eens een timmerman, Gepetto, die een houten pop maakte die hij Pinokkio noemde. Toen een blauwe fee de pop tot leven wekte was Gepetto zielsgelukkig. Maar Pinokkio moest nog veel leren voordat hij een echte jongen kon worden. Daarom moest hij naar school. Maar Vos en Kat lokten Pinokkio mee op ondeugende avonturen. En telkens als hij hierover loog, groeide zijn neus. Op een dag kwam Pinokkio niet thuis. Hij ging op avontuur. Ongerust ging Gepetto op zoektocht. ‘Pinokkio…, waar ben je toch? Ik mis je zo!’ Pinokkio kreeg spijt en wilde naar huis. Na lange tijd vonden ze elkaar in de buik van een reusachtige monstervis… Lukt het ze te ontsnappen. En zou Pinokkio ooit een echte jongen worden?
Er was eens een meisje dat Roodkapje heette. Op een dag zei haar moeder: ‘Roodkapje, oma is een beetje ziek. Wil jij haar deze mand met lekkers brengen? Als je op het pad blijft, dan kom je er vanzelf.’ Roodkapje huppelde zingend over het pad. Toen zag ze prachtige bloemen tussen de bomen staan. Daar zou oma vast van opknappen. Plotseling sprong een grote wolf voor haar voeten. Roodkapje was niet bang en vertelde hem over oma. De wolf, die wel een lekker hapje lustte, zei gedag en rende naar oma’s huisje… Daar slokte hij oma in één hap op! Hij zette haar slaapmuts op en ging in haar bed liggen. Toen Roodkapje even later bij het huisje aanbelde, vond ze dat oma er raar uitzag. Zal Roodkapje oma ooit weer terugzien?