Het feest van Pasen staat voor de deur. Willem was verkozen om het paasvuur aan te mogen steken, maar daags voor Pasen dragen familie en vrienden hem naar zijn laatste rustplaats. Minie neemt de eervolle taak over en als het paasvuur eenmaal brandt, lijken de vlammen rechtstreeks naar de hemel te gaan. De volgende dag echter lijkt alle serene rust uit Dinkelo te zijn verdwenen: Jens is 'op nen biester' en Hein 'disselt' met gemeentelijke instanties. Alwie wordt aangewezen om de gemoederen te sussen en gaat met hen 'mannendingen' doen.