Jean Desmet was van huis uit een eenvoudige kermisexploitant. Met een goed oog voor nieuwe ontwikkelingen besloot hij begin vorige eeuw films te gaan vertonen. Eerst in een enorme tent op de kermis, later in vaste bioscopen. Tot 1916 bouwde hij zo aan een klein bioscoop-imperium en wist - ook met de handel in films - een aanzienlijk kapitaal te vergaren. Zijn enorme collectie films (inmiddels Werelderfgoed) is mede dankzij zijn kleindochter bewaard gebleven en berust bij Eye in Amsterdam. De 'rolprenten' laten zien waar Desmet het publiek destijds op trakteerde: beelden van exotische oorden, komische sketches, vernuftige trucages met sprookjesachtige effecten, close-ups van insecten of bloemen... de nieuwe uitvinding nodigde uit tot experimenteren en bracht de toeschouwers in werelden waar ze voorheen niet eens van konden dromen.