Tijdens een tussenstop in het oliestaatje Qatar ervaart Jan hoe onverdraagzaam de rijke Arabieren wel kunnen zijn, zeker tegenover gastarbeiders uit het verre Oosten.
“Chinese go home”, aldus de havenopzichter…
En dan volgt het ultieme bezoek: na meer dan een jaar onderhandelen mag Jan Saudi-Arabië binnen. Een bijzondere gebeurtenis, want het aantal Westerse cameraploegen die het land mochten bezoeken, zijn op één hand te tellen. Bij zijn aankomst in Riyadh voelt Jan meteen dat dit de geboorteplaats is van de islam. De vijf dagelijkse gebeden bepalen hier het ritme van de dag. Eens de oproep luidt, gaat alles dicht. Alle kraampjes in de Soek worden met een doek afgedekt. Of dat volstaat om dieven tegen te houden, wil Jan weten. Het antwoord is even eenvoudig als huiveringwekkend: “Dieven hakken we de hand af. Dat volstaat.”
En het wordt ook meteen duidelijk dat vrouwen hier niet dezelfde status hebben als bij ons: op restaurant zijn vrouwen enkel welkom in de vrouwensectie of de familiehoek, achter een gordijn. Op straat zijn er amper vrouwen te zien: ze worden rondgereden door privé-chauffeurs, want vrouwen achter het stuur zijn hier ondenkbaar.
Jan trekt als één van de eerste journalisten ooit naar het Saudische parlement, waar hij Sjeik Saleh bin Humaid, voorzitter van het parlement en één van de imams van de grote moskee in Mekka, ontmoet. Op het einde van het gesprek heeft de sjeik nog een voorstel voor Jan: “Waarom bekeer je je niet?”
De weg naar Mekka leidt verder naar de provincie Asir, een bergachtige, groene streek in dit land van woestijnen. Jan krijgt het gezelschap van Susan Baaghil, de eerste vrouwelijke fotografe ooit in Saudi-Arabië. Susan studeerde in Amerika, en is een vrijgevochten vrouw. Nochtans heeft ze geen probleem met sommige beperkingen die haar opgelegd worden door de Saudische maatschappij: met een auto rijden vindt ze mannenwerk. Ze krijgt het aan de stok met een progressieve journalist, die haar ver