Eind jaren zeventig en in de jaren tachtig leek geen sport zo populair als het windsurfen. Een zeil en een plank, water en wat wind, logisch dat de sport in Nederland een hoge vlucht nam. Op de meren en langs de kust was er geen ontkomen aan en op enig moment hadden zelfs een miljoen mensen een zeilplank in huis. Degene die de opkomst van de sport als geen ander belichaamde was Stephan van den Berg, een tieneridool van wie de poster in menige jongens- én meisjeskamer naast die van Doe Maar hing. De jonge Stephan las in de Waterkampioen van de ANWB over de Amerikaan Robbie Naish, die als dertien(!)jarige wereldkampioen was geworden in de nieuwe sport die windsurfen toen nog was. 'Dat wil ik ook', dacht Stephan, die letterlijk op het water was opgegroeid: het gezin Van den Berg woonde in een woonark in Hoorn en de vakanties werden doorgebracht op een boot. Stephan nam een krantenwijk, kocht een plank, peddelde zo vaak hij kon door het sluisje het IJsselmeer op en surfde tot de zon onder ging. In 1980, toen hij achttien was, kwam zijn droom uit: hij won z'n eerste van vier wereldtitels. En vier jaar later, op de Olympische Spelen van Los Angeles - de eerste waar windsurfen onderdeel van was - won hij meteen goud. Acht miljoen mensen zagen hem in de televisieshow van Mies Bouwman; windsurfwedstrijden langs de Hollandse kusten trokken zomaar 150.000 belangstellenden.
Name | Type | Role | |
---|---|---|---|
Erik van Dijk | Director |