Op een verlaten strand loopt een vrouw keihard te zingen, maar niemand die het hoort. De storm jaagt haar stem voorbij de donkere wolken. Het kan haar niet schelen, want zij zingt niet langer voor een ander! Ze zingt omdat er eindelijk weer een lied in haar ziel klinkt. De wind is sterk en giert om haar hoofd. Ze vecht om overeind te blijven. Omdraaien en gemakkelijk voort geblazen terug naar waar ze vandaan komt, is geen optie. Liever vol er tegen in met volledig verlies van schone schijn dan beeldig thuis blijven zitten! De wind is sterk, maar de vrouw hervindt haar kracht. Ze spreidt haar armen en lachend roept ze: ‘HA! Kom maar op. Ik kan je hebben!’ Na dertig jaar lust en last, mode en meningen, gezellige drukte en onverdraagzaamheid verlaat Lenette huis en haard in de Grote Stad om in een Dorp dicht bij Zee haar rust te vinden. Terug naar de Natuur. Maar is de natuur wel die beloofde rustbrenger…? Vindt ze haar ZEN? Of houdt ze haar ZODEMIETER OP?